Nu een gedicht

van Karel Numan

Welkom > 26 haiku’s voor Roel > Ondertussen scharrelt de tijd rond > Brodsky
 


Brodsky

Brodsky

Op een terras in Ansen
in de lichte wind en de milde zon
het is een zondag in september
lees ik Josip Brodsky’s leven
en voel me bevreemd verbaasd
aards en onaards tegelijk
de menselijke engel die we zijn
nooit is er een weg terug
en het geheugen houdt zich stil
in de takken die zich strekken
en de deining nadoen van een zee
O Brodsky, Brodsky, rare reus
je schreef en wat je schreef
is als de vloer in kathedralen
van de dom van Siena, van Florence,
en beweegt als het water van het Canal Grande

Zijn leven is het mijne niet
ook al verschillen we een week of acht
in leeftijd, de afstand is de afstand
tussen St.Maarten en Sint Peter
en dat is de afstand tussen vrijheid
en gevangenschap, tussen gebondenheid
en het noodgedwongen slaken van de kreet
die uiting geeft aan wie je bent
lust, leed, list en onnadenkendheid
waarmee de staat wel raad weet
en dat heb jij ervaren en ik niet

Een enorme uil staart naar de lege stoelen
de zwarte vlinders in de boom
vertellen wat je hier kunt eten
voor je sterft
en achter rieten daken trekken zware wolken langs
een enkel blad tekent voor de herfst
die nog schuil gaat in de zon
dat is mijn leven niet het jouwe
waarin hoge kou en lage hitte
de polen waren voor een oud bestaan
in oude steden liefst aan rivieren of aan zee
maar je kunt niet alles krijgen wat je wilt

Dan komt het paard langs de weg op me af
grijs wit gespikkeld en schrikt waar ik zit
wil terug, maar de ruiter (jonge vrouw) dwingt
en het gaat verder, korte zwarte manen omhoog
en langzaam rijzen uit zijn beide zijden
de donkere vleugels die haar zullen dragen
en ik weet wat de druppels zijn
die vallen nu ik schrijf over dit leven
wat het waard is: niets
en dan keert het terug stapvoets door het oneindige

Aan de andere kant staat de stenen arend
en staart streng voor zich uit
naar de mensen die zich voelen als ontheemden
niet zo thuis op een verder leeg terras
want tussen uil en arend spant de boog
die dag en nacht zijn pijlen richt
op leegte, stilte, en de ruimte waarin mensen
zich bewegen als verloren doelen
en waarin ze zich verloren voelen
stuurloos, tijdloos, sterfelijk en eigenwijs

Toen ik vanochtend door dit land reed over de A7
was het gras lichtgroen zo licht groen
als scheen de zon dwarsdoor de aarde door het gras omhoog
een dunne spiegel in een oneway screen
een dunne oppervlakte de groene huid
van een vergeefs, een onbetwijfelbaar bestaan
dat me verbindt met hem de al zo lang weer dode
zwerver, verschoppeling, vrijwilliger, gebondene
tussen de polen en de stromen van zijn leven
O Brodsky, laat me iets begrijpen van Venetië

We hebben kortom niets gemeen, maar toch
de ruimte delen we, de tijd, een enkel woord, leven b.v.
en straks een ander en dat is meer dan genoeg.
Nee, we zijn niet dezelfden, we verschillen, we zijn
we waren anderen, we spraken elkaar niet,
we kenden elkaar niet.
Ik zag en hoorde je, ik las een aantal van je boeken, je gedichten
en ik lees nu over je en wie je bent, je was
in niets zal ik je evenaren, Brodsky, op een terras in Ansen