| |
In deze kamer heb ik je ontmoet.
In deze kamer heb ik je ontmoet.
Ik heb je neergezet tussen de bloemen
en het licht. Je wilt hun kleuren noemen,
maar ik beduid je dat je stil zijn moet.
Even weet je niet meer wat je doet
en vraag je het penseel verward hoe men
kijkt en zit te midden van die bloemen,
en dan weet je het weer en zit je goed.
De schaduwen zijn talrijk en het zonlicht
is fel en valt op bladeren, hierbuiten,
van bomen en van struiken, voor de ruiten.
Terwijl de wind je zachtjes door je haren
strijkt, maken mijn handen hun gebaren -
ik heb de kamer voor je ingericht.
|
|