Nu een gedicht

van Karel Numan

Welkom > Het begin van wonen > Dit is mijn huis > Wie stel ik vragen over zon en maan,
 

Wie stel ik vragen over zon en maan,

Wie stel ik vragen over zon en maan,
wie vertelt me straks over de goden,
als jij je rangschikt onder zoveel doden
die ons miskennen en met stomheid slaan?

Wie zegt me welke wegen ik moet gaan
als jij je opstelt als de antipode
en niet langer dienst doet als de bode
tussen hemels lot en aards bestaan?

Elke dag op zee zocht je de haven,
je wist dat die er was, die moest er zijn,
je lette op de vogels, op de wind,

op wat een schip aan zijn bestemming bindt,
en won soms in je woorden wat terrein
maar de golven namen wat ze gaven.

Het is je wens dat we je goed begraven,
niets verbergende voor magere hein,
zijn zeis, zo zei je, was je welgezind.

Je voelde je gelukkig als een kind
en gaf je over aan de slaap - de pijn,
die was voor jou, het afval voor de raven.

Wat hebben we niet allemaal gedaan?
We lazen en bespraken wat de joden
aan de maaltijd doen met zout en brood, en
de woorden van de schepping sloegen aan.

Je gaf me vóór je dood nog te verstaan
hoe dit leven rijkdom had geboden,
wat deed voorheen ertoe en waarvandaan
we zouden eindigen onder de zoden.