Van het begin af aan
op het verkeerde been
bemoeilijkte het gaan
niet wetende waarheen.
Op weg naar eind en al
als deel van het geheel,
op weg van val naar val,
met klemmen in de keel
en angels in het vlees,
omsloten door een waas
van eindeloze vrees,
omgeven door geraas
van mensen, ga je mank
en hoopt op een geschenk,
een slokje godendrank,
een heimelijke wenk.