Je voorhoofd
met de dunne lijn
die in je haar verloren ging
de lichte deuk
die in je slaap
me telkens weer verbaasde
je ogen
die zo vaak verdwaalden
in lege landschappen
waaruit ze terugkeerden
en keken
naar de dingen om je heen
kleuren
mooie plaatjes en je zorgen
je handen
en je zware vingers
viermaal lagen ze
wat doelloos
op de lakens van een bed
viermaal,
teveel
voor wat je kon verdragen
een vader
is een traan een stem
die je niet langer horen kunt
staande
bij de boom
die door de wolken groeit